Donderdag 12/10/2017: Jacob Lake - Page Klaas heeft gelukkig goed en lang geslapen vannacht en hij is weer helemaal fit. We besluiten daarom om voor de tweede keer naar de North Rim te vertrekken, alvorens we vanmiddag naar Page verder reizen. We hebben daar immers nog niet kunnen wandelen en daar willen we vandaag verandering in brengen. Doordat we gisteren al zo vroeg naar bed zijn gegaan, zijn we vandaag op tijd weer op. Het is pas 6 uur, als we gaan douchen en aankleden. Vervolgens gaan we de auto weer inpakken en ontbijten met ons eigen spullen op de kamer. Omdat de receptie en de bakkerij in het hoofdgebouw pas om 7 uur open gaan, ga ik nog weer op “eekhoorntjes-safari”. Deze keer lukt het me wel, om de zeldzame “Kaibab squirrel” op de gevoelige plaat vast te leggen. Deze beestjes zijn echter zo vlug, dat ze moeilijk scherp te krijgen zijn. Zodra de receptie open gaat, leveren we de sleutels van onze cabin in en halen bij de bakkerij nog 2 koekjes en een heet drankje. Daarna gaan we opnieuw op weg naar de North Rim. Deze rit over het licht glooiende Kaibab Plateau loopt voornamelijk door uitgestrekte bossen. Helaas zijn hier onlangs nog grote bosbranden geweest en zijn soms hele stukken zwart geblakerd. In de buurt van het parkingang ligt bovendien wat open grasland tussen de bossen. Dit is het territorium van de buffels, al laten die zich helaas ook vandaag niet zien. Wel spotten we hier een paar muildierherten. Bij het “park entry station” zit nog niemand. Dat is echter niet erg, want we hebben immers al een kaartje van het park. Zonder te stoppen rijden we door naar het vertrekpunt van de North Kaibab Trail enkele kilometers ten noorden van het visitor center en de Grand Canyon Lodge. Hier is het al wel druk, want het parkeerterrein bij de “trailhead” staat al helemaal vol en er staan ook al diverse auto’s in de berm langs de weg. Gelukkig vinden ook wij daar nog een plekje om ons busje te parkeren, want de “hikers bus”, die elke ochtend vanaf de lodge naar de “trailhead” van de North Kaibab Trail rijdt, is al lang vertrokken. Op zich is de drukte hier niet echt verrassend, want de North Kaibab Trail is een druk belopen pad en bovendien de enige, die helemaal naar de bodem van de canyon afdaalt en aansluiting biedt op de wandelpaden aan de zuidkant van de Grand Canyon. Alle wandelaars, die de Rim-to-Rim Hike doen, komen dus vroeger of later langs deze “trailhead”. Bovendien zijn er ook veel wandelaars zo als wij, die gewoon een klein stukje van de North Kaibab Trail willen lopen om de sfeer te proeven. Tenslotte is de North Kaibab Trailhead ook het vertrekpunt voor diverse andere wandelpaden en is de drukte hier dus heel goed te verklaren. Als “dayhiker” op de North Kaibab Trail zul je echter nooit verder komen dan één van de zijkloven van de Grand Canyon, want de rivier ligt hier meer dan 22 km vandaan. Ook wij gaan vandaag niet verder afdalen dan de Supai Tunnel, gelegen in de Roaring Springs Canyon op zo’n 3,2 kilometer van het vertrekpunt. Op deze afstand dalen we bijna 500 m. Helaas moeten we dit gedeelte van het pad met de muilezels delen, waarmee hier tochten de canyon in georganiseerd worden. Niet alleen poepen en plassen deze beesten overal op het pad, ze trappen ook het wegdek helemaal kapot. Als gevolg hiervan bestaat het pad op de eerste 3 km van de afdaling voornamelijk uit mul zand, waar je als wandelaar voortdurend in wegzakt en dat bovendien bij elke stap verschrikkelijk stuift. De enige plekken, waar het niet stuift, zijn de plaatsen waar net een muildier heeft gepoept of geplast. We kunnen dus kiezen tussen twee kwaden: stofhappen of de onaangename geur van uitwerpselen inademen. Hierdoor wordt de wandeling helaas ietwat minder plezierig dan verwacht. Doordat we hier in een met bos begroeide zijcanyon lopen valt ook het uitzicht in eerste instantie nog wat tegen. Pas na de Supai Tunnel maken de bomen en struiken plaats voor een wat lagere begroeiing en opent zich een weids uitzicht op de Roaring Springs Canyon. Diep onder ons kunnen we de Redwall Bridge herkennen, waar het pad het ravijn oversteekt. Doordat de muilezeltochten niet verder gaan dan de Supai Tunnel, is het pad vanaf dit punt van veel betere kwaliteit dan verder naar boven. Het wegdek is hier stevig en hard en je hoeft niet voortdurend om hopen stront heen te laveren. Wat dat betreft is de verleiding groot om nog verder af te dalen. Toch keren we hier na een korte pauze weer om, want we moeten immers dat hele eind ook weer terug. Door al dat losse zand was de afdaling al niet gemakkelijk, maar op de klim terug naar boven komen we de man met de hamer pas echt tegen. Ondanks de begroeiing met bomen en struiken krijgen we het behoorlijk warm tijdens de klim. We moeten dan ook geregeld even blijven staan om een beetje uit te hijgen en een slokje water te drinken. Maar ondanks alle ongemakken was deze wandeling zeker de moeite waard. We hebben een goede eerste indruk van de North Kaibab Trail kunnen krijgen en de canyon weer uit een heel ander perspectief kunnen zien dan vanaf de “rim”. Weer boven hijgen we nog even uit bij de waterfontein, waar zich een heel groepje kleine, gele vogeltjes heeft verzameld. Dan stappen we weer in de auto en rijden terug naar de parkingang en verder naar de country store tegenover van de North Kaibab Lodge. Hier slaan we een broodje, wat fruit en een koel drankje voor de lunch in. Vervolgens rijden we via Jacob Lake en Fredonia terug naar Kanab, waar we op Highway 89 naar het oosten afslaan. We zijn nu weer in Utah en maar enkele kilometers achter Kanab komen we weer in het Grand Staircase Escalante National Monument terecht. Ten noorden van de weg verschijnen al gauw prachtig wit en rood gestreepte badlands. Eigenlijk was ik van plan om deze badlands bij de Paria Movie Set van wat dichterbij te bekijken en bij het picknickterrein daar te lunchen. Helaas zijn deze overblijfselen van een voormalige filmlocatie pas op het allerlaatste moment met een bord aangegeven en is de afslag bovendien aan de andere kant van de weg. Het lukt ons daarom niet, om op tijd af te remmen en af te slaan. We rijden daarom nog een paar kilometer verder en slaan vervolgens rechts af naar het Paria Contact Station. Deze parkwachterspost ligt een klein eindje van de snelweg verwijderd en je kunt er informatie over de toestand van de grintwegen en de wandelpaden in dit gedeelte van de “national monument” inwinnen. Wij hebben echter op dit moment geen vragen en slaan daarom al voor het “contact station” links af op de onverharde White House Road. Ongeveer 1,5 mijl en twee goed passeerbare, droogstaande rivierbeddingen verder parkeren we de auto bij een kleine “turnout” langs de weg. Gewapend met onze camera’s, een fles water en een routebeschrijving, die ik op internet heb gevonden, gaan we vervolgens op zoek naar de Nautilus. In dit geval is daar geen fossiel uit de prehistorie mee bedoeld, maar een prachtige in het witte zandsteen uitgeslepen rotsformatie in de vorm van een slakkenhuis. De routebeschrijving is voorzien van handige foto’s, die het vinden van de juiste route een stuk gemakkelijker maken, want gebaande paden of markeringen zijn er hier niet. Nadat we ongeveer een halve mijl de droogstaande rivierbedding zijn gevolgd, vinden we de Nautilus met behulp van de plaatjes in de routebeschrijving zonder problemen tussen de rond-geslepen zandsteenheuvels. De spiraalvormige trechter in het witte zandsteen is groot genoeg om doorheen te kunnen lopen. Dat doen we echter niet, want het prachtige slakkenhuis is kwetsbaar. We lopen daarom liever om de heuvel heen, om bij de andere uitgang van de Nautilus te komen. Uiteraard maken we ook weer de nodige foto’s van dit wonderlijke fenomeen. Lang blijven we hier echter niet, want het waait hier zo verschrikkelijk hard, dat we letterlijk worden gezandstraald. De machtige natuurkrachten, die dit landschap hebben geschapen, zijn hier in alle hevigheid voelbaar. We lopen daarom gauw terug naar de auto, waar we gezeten in de luwte van de kofferbak gaan lunchen. Toch kunnen we niet voorkomen, dat we naast de sandwich en het fruit ook zo af en toe een paar flinke happen zand binnenkrijgen. Trouwens hebben we ook tijdens deze wandeling weer wat “wildlife” gespot, want midden in de “wash” kwamen we een vogelspin zo groot als mijn handpalm tegen. Eigenlijk vind ik deze harige beesten best fascinerend en op een vreemde manier ook wel mooi. Toch ben ik er ook weer niet zo dol op, dat ik ze zou willen aanraken en ook binnenshuis wil ik ze liever niet tegenkomen.
Na de lunch hobbelen we via dezelfde route terug naar de snelweg 89 en volgen deze enkele kilometers naar het oosten tot aan “trailhead” van de wandeling naar de Toadstool Hoodoo. Anders dan bij de Nautilus zijn we hier niet alleen. Er staan al heel wat auto’s op het parkeerterrein. Tussen schitterend rood-wit gestreepte heuvels door volgen we een droogstaande rivierbedding naar de top van een zandsteenplateau. Hier staat een hele verzameling grillig gevormde rotspilaren met stenen hoedjes, ook wel “hoodoos” genoemd. De grootste en indrukwekkendste hiervan is de zogenaamde Toadstool Hoodoo. Nu in de late middag zijn deze paddenstoelen van rood zandsteen bijzonder mooi verlicht en lijken ze te gloeien. Ondanks dat er aardig wat auto’s bij de “trailhead” stonden, valt de drukte hierboven best mee. Het gebied van de hoodoo’s is namelijk best groot en de mensen zijn dus niet op één plek geconcentreerd. Ten westen van het plateau met de roodgekleurde hoodoos is er bovendien ook nog een kom met iets kleinere witte rotspilaren. En ook die zijn een waar paradijs voor elke fotograaf. Ik zou hier uren kunnen blijven! Klaas vindt het echter op gegeven moment mooi geweest. Ook hij geniet van dit laatste uitstapje van de dag, maar hij mist het alleen-op-de-wereld-gevoel dat we eerder vanmiddag bij de Nautilus hadden. We keren daarom weer om en lopen terug naar het parkeerterrein. Vervolgens stappen we weer in de auto en beginnen aan de laatste 20 mijl naar Page. Al gauw komen Lake Powell en de Glen Canyon Dam in zicht. We steken de brug bij de stuwdam over en komen dan in Page. Ons hotel, de gloednieuwe Hampton Inn, bevindt zich aan de rand van deze plaats niet ver van de Walmart. We checken in en krijgen een balzaal van een kamer met twee grote queenbedden. Dit is met 125 $ per nacht weliswaar een van de duurste hotels op deze reis, maar ook een van de luxste. Bovendien zijn 125 $ voor Page al bijna een koopje, want kamerprijzen van 200 $ en meer zijn hier helaas heel normaal. Natuurlijk storten we ons meteen op het internet, want de afgelopen twee dagen waren we immers “off the grid”. Vervolgens rapen we alle vieze was bij elkaar en gaan in de “guest laundry” van het hotel een was draaien. Ook maken we op internet alvast een reservering voor een boottochtje op Lake Powell. Als de was weer droog en opgevouwen is, rijden we naar het centrum van Page om een hapje te gaan eten. Bij het Mexicaanse restaurant El Tapatio is het druk, maar na zo een 10 minuutjes wachten krijgen we toch een tafeltje toegewezen. We bestellen de “fajitas for two” (tortillas met steak en garnalen) en die smaken prima. Omdat Klaas er een biertje bij drinkt, rijd ik daarna terug naar het hotel. Onderweg maken we nog een korte stop bij de Walmart, om een nieuwe zonnebrandcrème te kopen. Het is al na 10 uur, als we eindelijk terug op onze kamer zijn en we zijn inmiddels zo moe, dat we bijna meteen in bed kruipen.
4 Reacties
|
AuteurFranziska Archieven
Juli 2018
Categorieën
Alles
|